zondag 29 juli 2012

Sucre - Tarabuco

28-29 juli 2012 Sucre verschilt in weinig met de andere grote steden in Midden- en Zuid-Amerika die ik bezocht. Veel chaos en een pijnlijk diepe kloof tussen arm en rijk. Wanneer ik over het centrale plein wandel word ik al snel aangeklampt door de talloze verkopers. Ofwel zijn het véél te jonge kinderen die de straat worden opgestuurd, ofwel bedelende en getekende oudjes. Een sociaal stelsel kennen ze hier niet. Werkelijk alles wordt te koop aangeboden; zaadjes om duiven te voeren op het plein, oude kaarten, stoffen, popcorn, drankjes, ijsjes, zelfgemaakte bandjes,... Wanneer ik op een bankje neerplof komen al snel een stel kinderen hun kans wagen. Ze willen mijn schoenen poetsen, wat niet echt een goed idee is want ze hebben enkel zwarte smeer bij zich. Eén van de kinderen verkoopt boekjes, het blijken tijdschriften te zijn om straatkinderen van straat te helpen. Wanneer ik hem vraag een stukje voor te lezen is hij apetrots als de eerste woorden uit zijn mond rollen. Ik koop het schriftje voor 3 bolivianos en hij trekt naar de volgende klant. Wat verderop spelen netjes uitgedoste scoutskinderen creatieve games, wat een contrast! Deze morgen vertrokken we dan de heuvels in, richting de indianenmarkt van Tarabucco. De landschappen zijn ronduit adembenemend, ook letterlijk. We bevinden ons ondertussen op 3.300m hoogte en elke inspanning verplicht ons tot een extra adembeurt. Het acclimatiseren is begonnen... Op de kleurrijke markt koop ik een zakje cocabladeren, de verboden vrucht die er sinds mensenheugenis door de inheemse bevolking wordt geteeld. De Bolivanen dichten de cocabladeren helende krachten toe. Evo Morales, boerenleider en president sinds 2006, beëindigde de strijd tegen de cocaplantages en beschouwt ze als een deel van de Boliviaanse cultuur. Zo zou het een uitstekend middeltje zijn tegen hoogteziekte. Ik neem een stevige portie, steek het (zoals het moet) achter de kiezen en kauw er voorzichtig op. Het smaakt alsof je een lekker kopje thee aan het drinken bent. Na enkele minuten voel ik mijn wang tintelen en lijkt het of ie langzaam wordt verdoofd. Oh ja, cocabladeren natuurlijk! Na enkele uurtjes slenterend genieten rijden we terug naar Sucre. Onderweg vallen de talloze piepkleine graven op die in de rotsen zijn gemaakt. Kleine nisjes met stenen afgesloten, plastieken bloemen en hier en daar wat persoonlijke ornamenten. Langs de weg loopt een afgedankte spoorweg waarover we arme Bolivianen van en naar de markt zien trekken. Velen dragen schoenen gemaakt van fietsbanden, afgesleten lompen om het lichaam maar wel altijd kleurrijk en met een vreemde fierheid. Hen fotograferen doe je niet ongestraft, vooral de ouderen zijn overtuigd dat zo hun ziel wordt afgenomen. Ze gooien met aardappelen of vliegen recht en jagen ons weg. Wanneer echter de Bolivianos bovengehaald worden lijkt die ziel ver weg en kan er ongebreideld gefotografeerd worden. Contact maken met hen is niet eenvoudig, meestal draaien ze zich weg of negeren ons. De jongeren reageren anders en vinden de aandacht best leuk. Morgen trekken we naar Potosí, de stad claimt de hoogste stad ter wereld te zijn, op 4090 meter hoogte. Als alles loopt zoals gepland dalen we met enkele 'durvers' een nog actieve zilvermijn af. Niets voor claustrofobische mensen vertelt men ons. We zien wel of de mijn de mijne wordt. Als ik niet ziek val, want dag vijf na de gele koorts inenting is aangebroken. Niets lijkt er op te wijzen, ik voel me kiplekker en verlang om de berglama's te ontmoeten. Lama komen!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten