dinsdag 31 juli 2012

Potosì

Potosì, wat een stad... De hoogst gelegen stad ter wereld herbergt een onvoorstelbaar rijke geschiedenis en is voor mij een bijzonder unieke ervaring. Potosì betekent volgens de overlevering 'De berg stort in!' en was een kreet die doorheen de geschiedenis ettelijke malen werd geslaakt. Sinds de 16de eeuw zouden honderdduizenden mensen het leven hebben gelaten in de 'Cerro Rico', die bekend is omwille van het vele zilver en zink dat in de aders rust. Het was het zilver uit deze berg dat Piet Hein in de 17de eeuw op de Spanjaarden buitmaakte tijdens de zilvervloot. Momenteel werken nog 15.000 mensen in deze mijn, in uiterst lamentabele omstandigheden. Deze ochtend worden we opgehaald door een ex-mijnwerker die ons mee zal nemen tot diep in de mijn. We houden halt bij een van de vele mijnwerkerswinkeltjes, waar we cocabladeren kopen en dynamiet. De cocabladeren zijn een geschenk voor de arbeiders, die hun uithoudingsvermogen versterken door erop te kauwen. Ook het dynamiet kopen we als geschenk. De mijnwerkers werken in coöperatieven, en moeten zelf zorgen voor hun uitrusting en dynamiet. Hoe rijker, hoe meer dynamiet je kan kopen en hoe meer je uit de berg kan halen. Voor 20.000 dollar kan je zelfs je eigen mijngang kopen. We kleden ons om en rijden verder de berg op. De volgende halte is bij een schooltje waar de kinderen van de mijnwerkers les krijgen. Tot 12 jaar gaan ze er naar school, vanaf de leeftijd van 13 jaar moeten ze de mijn in. De gemiddelde levensduur van een mijnwerker is hier slechts 35 jaar. De wet laat kinderarbeid in Bolivië niet toe, maar er is geen enkele controle. We dalen de gevaarlijke mijnschachten in en moeten meermaals op handen en knieën door het slijk kruipen. De gangen hangen vol stof en je voelt meteen hoe zwaar de arbeid hier moet zijn. Soms klauteren we loodrecht naar beneden langs gladde stenen tot we uitkomen in de gangen waar de mijnwerkers werken. Het is net of ik enkele eeuwen terugkeer in de geschiedenis. Kleine kromme Bolivianen lopen af en aan met kruiwagens en kappen zich een weg doorheen de zilveraders. In hun wang een stevige prop cocabladeren die ze vermengen met een drank op basis van 96% alcohol (je leest echt goed). Regelmatig krijgen we de daver op het lijf als we de dynamietexplosies horen en worden getracteerd op een stevige partij mijnstof in onze nek. Alle mijnwerkers hier weten dat de berg in een erg slechte staat is en beseffen dat hij ooit zal invallen. Maar er is geen andere keus, deze berg is het enige wat hen toelaat te overleven. Wat verder zien we een man met een arm stenen opvangen in zijn kruiwagen, zijn andere arm speelde ie kwijt bij een dynamietexplosie. Soms werkt men 16 uur aan één stuk door, tot men genoeg rijke stenen heeft afgegraven om de familie te laten eten. Een arbeider waarschuwt ons voor de aanwezigheid van arseen, en toont ons in zijn hand een portie van het gevaarlijke metaal. Net zoals men ons vertelde uit de Waalse steenkoolmijnen zie je hier effectief de aanwezigheid van kleine vogeltjes, die de mijnwerkers moeten waarschuwen voor gas. Plots komen we in een gangetje diep onder de grond waar een soort afgod staat. Hier bidden de mijnwerkers om een veilige dag te hebben en leggen er bloemen. In de gang waar ze werken staan vlaggetjes in de rotsen gepland, ze geloven dat die hen geluk zullen brengen. Ondertussen is de helft van onze groep teruggekeerd omdat ze de smalle mijnschachten niet meer aandurven. Zelf verplicht ik me om me minstens één voormiddag volledig in het leven van deze arbeiders in te leven. Alles is zo overdonderend gammel en achterhaald, geen mechanische boren of mijnliften, enkel de handen en goedkoop gereedschap om te graven. Dit bezoek aan de zilvermijn van Potosì zal ik me nog erg lang herinneren, evenals de jonge kinderen die cocabladeren kauwend de mijn in glijden, niet wetend of ze ooit weer boven komen. Erg dat dit nog kan bestaan... Later op de dag kuier ik door de straten van de stad, die een heel aparte sfeer uitademt. Veel armoede, maar geen bedelaars. Veel winkeltjes, maar geen lachende verkopertjes. Potosì is de stad die de wereld de meeste rijkdom heeft gegeven, maar minst heeft gehouden. De mensen zijn nors en onvriendelijk, kijken je niet aan en rekenen je de prijs aan net zoals ze die aanrekenen aan de eigen inwoners. Vreemd allemaal. En dan heb ik het nog niet gehad over de vele kraampjes met lamafoetussen en... Ah, Potosì...

Geen opmerkingen:

Een reactie posten